Ouweneel - "De
Broederbeweging"
Geelhoed | Geen genezingen | Homoseksualiteit | Van der Ven | Nijburg | Verdeeldheid
Hieronder vindt u enkele pagina's (52-59) uit het boek Geneest de zieken! van Willem Ouweneel,
waarin hij beschrijft hoe 'de Broeders' van 'de Vergadering' sinds Darby tegenover de genezingsbediening stonden.
DE BROEDERBEWEGING (Hoofdstuk 2.3.1)
Standpunten
Uit: 'Geneest de zieken!' door Willem J. Ouweneel
Laat me hier enkele woorden mogen toevoegen over de geloofsrichting waaruit ikzelf ben voortgekomen: de Vergadering van
Gelovigen oftewel de Broederbeweging (in de Angelsaksische wereld bekend als Plymouth Brethren). De belangrijkste
instigator van deze beweging, John Nelson Darby (1800-1882), heeft meermalen positief geschreven over Jk5 en over
demonenuitdrijving, zo bijvoorbeeld tegen het eind van zijn leven:
( ... ) als zij die in de praktijk zodanigen zijn [nl. oudsten] en persoonlijk geloof hebben (
... ) en God vertrouwen, zal Hij nog steeds het gebed van het geloof verhoren; daar twijfel ik niet aan.
Elders schreef Darby:
Er kan naar Jk5 gehandeld worden als er geloof is om dat te doen. Ik weet van gevallen waarin
ernaar gehandeld is, en ook olie gebruikt is, in twee gevallen waar zij [= de zieken] er zelf naar vroegen. In één geval had de
dokter gezegd dat er niets meer voor haar gedaan kon worden en dat ze beter naar huis kon gaan om te sterven. Zij herstelde en
diezelfde week nog liep ze rond ( ... ) Andere gevallen heb ik zelf meegemaakt, waarbij ik eenmaal een baby de handen oplegde.
Zo ook elders:
Dat God dikwijls de zieken geneest in antwoord op gebed wordt duidelijk geleerd in Jk en Jh ( … )
ik heb de duidelijkste gevallen daarvan gezien en bijgewoond ( ... ) In twee gevallen ging het gebed op verzoek van de betrokkenen
gepaard met zalving.
Elders ziet Darby het als een 'falen' van de tegenwoordige gemeente dat Jk5:14 niet meer wordt
toegepast. Wel schreef Johannes N. Voorhoeve, de voorman van de Nederlandse Broederbeweging in de eerste helft van de
twintigste eeuw, naar aanleiding van Jk5 :
Uit mijn ervaring ken ik gevallen van belijdenis bij ziekte door schuld aan oudere, betrouwbare
broeders met geestelijk inzicht, waarop dan genadig herstel volgde.
In een bijbelbespreking gaf Darby verder als zijn mening te kennen dat er ook vandaag personen
bezeten kunnen zijn zoals dat in het Nieuwe Testament het geval was en dat de christenen altijd in staat zouden moeten zijn demonen
uit te drijven. Hoe en waar die demonen zich manifesteren, was volgens hem een zaak van onderscheiding der geesten; hij geloofde ook
zelf gevallen van bezetenheid te hebben waargenomen. Verder vertelde hij dat Henry James Prince (1811 1899) van de kleine sekte der
Agapemonieten, die blijkbaar met demonische krachten werkte, eens zei dat hij helemaal niets kon doen als er broeders van de
Vergadering in de stad waren. Elders zei Darby:
Zodra de demon onderscheiden is, is er slechts één gedragslijn: de demon als een demon te
behandelen. Als deze lijn wordt aanvaard, zal hij krachteloos bevonden worden ten overstaan van de naam van Jezus.
Het zou geweldig geweest zijn als deze 'zijlijnen' in Darby's leer meer op de voorgrond zouden
hebben gestaan en nader waren uitgewerkt en toegepast, en als de 'Broeders' ook naderhand nog zoveel kracht aan de dag hadden
gelegd. Darby zelf is daarin al een blokkade geweest door bijvoorbeeld te schrijven:
Sommige van deze gaven [in 1Ko.12:8 10] zijn tekengaven genoemd, omdat er gezegd wordt dat ze een
teken waren voor ongelovigen [14:21]. Zij waren voor de inauguratie van het christendom, maar er is geen aanwijzing voor hun
continuering.
Mijn tegenvraag zou luiden: zijn er dan wel aanwijzingen voor hun stopzetting!? (zie verder § 4.1 2).
Trouwens, er zijn op z'n minst wel degelijk historische 'aanwijzingen voor hun continuering', zoals ik in § 2.1 2 heb geprobeerd aan
te tonen.
Verscheidene auteurs hebben het vermoeden uitgesproken dat de bedelingenleer (het dispensationalisme), die in belangrijke mate op Darby
teruggaat, (mede) debet is aan deze ‘cessation theory’ (de theorie dat de wondergaven na de begintijd opgehouden zijn). De
apostolische tijd zou dan een 'overgangstijd' tussen de bedeling van de Wet (Israël) en die van de Gemeente geweest zijn. In de
Gemeente zouden de wondergaven geen plaats meer hebben, omdat de Gemeente een 'geestelijk, hemels' volk is, waar het niet om het
lichaam, maar om de ziel gaat. Nu ben ik zelf een (gematigd) dispensationalist, maar hoe 'hemels' de Gemeente ook moge zijn, het
Nieuwe Testament legt grote nadruk op de betekenis van het lichaam."
Trouwens, als de wondergaven zo'n betekenis hadden in de 'overgangstijd' aan het begin van de huidige bedeling, waarom dan niet juist
in de eindtijd, die een overgang vormt tussen de huidige bedeling en die van het komende Messiaanse rijk, waarin genezingswonderen de
gewoonste zaak van de wereld zullen zijn?" Een traditioneel antwoord van de 'Broeders' zou zijn dat die overgangstijd er
pas komt ná de opname van de Gemeente. Maar dat zeiden zij in de negentiende eeuw ook van de terugkeer van Israël naar het beloofde
land, de stichting van de staat Israël en de vorming van een gelovig overblijfsel in het land. Al deze voorzeggingen zijn intussen
echter in vervulling gegaan waarbij ik dat 'overblijfsel' zie in de Messiaanse beweging in Israël dus vóór de opname van de
Gemeente. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat hetzelfde het geval is met de 'krachten van de toekomstige eeuw' (Hb6:5). In
feite is dat ook precies wat wij vandaag zien gebeuren.
2.3.2 Opeenvolgende bewegingen
Hoewel de 'Broeders' zoveel nadruk legden op het letterlijk in praktijk brengen van 1Ko14, hadden zij helaas geen actief
aandeel in het herstel van de wondergaven. Dat is op het eerste gezicht des te verwonderlijker aangezien zij voor het overige zoveel
invloed op de evangelische beweging hadden. De bekende Amerikaanse prediker Gene Edwards schreef:
Ons wordt verteld ( ... ) dat tachtig procent van alle evangelische en fundamentele leringen van
vandaag afkomstig zijn van de beweging der Plymouth Brethren ['Broeders' van de 'Vergadering'] uit het begin van de
19e eeuw. Dat schijnt een vaststaand historisch feit te zijn. ( ... ) Het was niet vóór het midden van de 19e eeuw dat de
hoofdstroom van het christendom de geschriften van de Broeders begon te lezen en zich eindelijk de rijkdom realiseerde die
daarin gelegen was.
Tachtig procent... Dat is heel veel. Maar we hoeven er niet over te piekeren wat in de overige twintig
procent vooral vervat was: het herstel van de wondergaven. Je kunt je afvragen of het een kwestie van 'falen' was dat de 'Broeders'
daaraan niet waren toegekomen. Is er niet voor alle herstel een juiste tijd, de tijd van de Heilige Geest? Wat de 'Broeders'
herontdekten, had de Reformatie niet gezien. Wat de pinksterbeweging herontdekte, hadden de 'Broeders' niet gezien. En intussen vormt
de pinksterbeweging ook al weer een werk Gods van het verleden. Edwards zegt van de 'Broeders':
God is verder gegaan en heeft de Broeders [lees: de Broederbeweging] achter Zich
gelaten als een van zijn voorbije werken. Hij is verder gegaan om ergens anders een herstelwerk te verrichten, een dieper werk, en
een werk dat aan het volle zicht onttrokken is [zoals de Broederbeweging dat was in de begintijd].
Precies hetzelfde kan vandaag gezegd worden van de pinksterbeweging en de charismatische beweging. Welk
herstelwerk God momenteel aan het doen is, is voor het grootste deel nog verborgen, en dit is niet de plaats om erover uit te weiden.
Maar we mogen gevoeglijk aannemen dat het blijvend waardevolle er niet in zal ontbreken:
De grote bijbelse dogma's, die de Rooms Katholieke Kerk door de eeuwen heen trouw bewaard heeft maar als Gods getuigenis in de
westelijke wereld werd zij in de zestiende eeuw terzijdegesteld (wat niets afdoet aan de vele getrouwen die er nog altijd in haar
zijn).
De waarheid van de rechtvaardigmaking en de heiligmaking, die in delen van het protestantisme trouw
bewaard gebleven is maar als Gods getuigenis werden de gevestigde protestantse volks- en staatskerken in de negentiende eeuw
grotendeels terzijdegesteld (wat opnieuw niets afdoet aan de vele getrouwen die er nog altijd in haar zijn).
De 'tachtig procent' die de Broederbeweging aan de evangelicale beweging heeft bijgedragen maar als karakteristiek getuigenis
van God had zij eind negentiende eeuw haar relevantie al verloren (wat niets afdoet aan haar blijvende betekenis).
Het herstel van de wondergaven dat de pinkster en charismatische bewegingen aan de evangelicale beweging hebben geschonken maar zoals
de traditionele pinkstergemeenten de naoorlogse charismatische boot misten, zo vormen ook de traditionele charismatische gemeenten
niet meer de eigenlijke opwekking van God in onze dagen.
Het lijkt wel een algemene regel te zijn, vooral sinds 1800, dat een nieuwe beweging steevast meent het laatste werk van God vóór de
wederkomst van Christus te zijn, en daardoor elke latere opwekking negeert of zelfs veroordeelt. Dat deed het gevestigde
protestantisme met de evangelicale bewegingen van de negentiende eeuw, dat deden diezelfde bewegingen met de pinksteropwekking, de
pinkstergemeenten deden het met de charismatische opwekking, enzovoort. Het is van het grootste belang deze fout te onderkennen en te
veroordelen, want alleen daardoor krijgen we hopelijk zicht op het werk dat God vandaag aan het doen is.
Als iemand dan ook op grond van dit boek zou concluderen dat ik 'pinkster' of 'charismatisch' ben geworden, zou hij daarmee aangeven
van deze historische les niets begrepen te hebben. Ik interesseer me niet zozeer voor bepaalde bewegingen uit het verleden, hoe ze ook
mogen heten, als wel voor het werk van God in onze tijd een werk dat overigens, God zij dank, dwars door de katholieke, protestantse,
evangelicale, pinkster en charismatische werelden heen breekt.
2.3.3 Bijdragen
Om terug te komen op de 'Broeders': indirect hebben zij wel aan het herstel van de wondergaven bijgedragen. Het is bekend dat
de Britse evangelist Smith Wigglesworth, die wellicht de meest gezegende genezingsbedienaar van de afgelopen eeuw was, in zijn jongere
jaren met een van de 'Broeders' in aanraking kwam, die een beslissende invloed had op zijn geestelijke vorming:
( ... ) In de fabriek waar ik werkte, was een godvruchtig man die bij de Plymouth Brethren
(een bepaald kerkgenootschap) was. Hij was stoomfitter. Ik moest hem helpen en hij leerde me het loodgietersvak. Hij sprak met mij
over de waterdoop en de betekenis daarvan. Ik zal nooit vergeten wat hij tegen me zei: 'Als je de Heer hierin gehoorzaamt, wie weet
wat Hij dan nog eens met jou gaat doen.' Vol blijdschap gehoorzaamde ik het Woord van God en werd door de doop in de dood begraven
en stond op uit dat symbolisch watergraf tot 'nieuwheid des levens' in God [Rm6:4]. Ik was toen een jaar of zeventien.
Deze man vertelde me ook over de tweede komst van de Heer Jezus. Telkens als ik het gevoel had dat ik de Heer had teleurgesteld,
werd ik gekweld door de gedachte dat de Heer terug zou komen en ik niet klaar zou zijn om Hem te ontmoeten. Dan was het een
opluchting voor me om naar het werk te gaan en deze godvruchtige man daar aan te treffen. Dan wist ik dat de Heer die nacht nog niet
gekomen was.
Verderop vertelt Wigglesworth:
Ik werd gered onder de methodisten toen ik acht jaar oud was. Enige tijd later werd ik gevormd door
een bisschop van de anglicaanse kerk. Weer later werd ik gedoopt door de baptisten. Onder de Plymouth Brethren werd ik
gegrond in bijbelkennis. Ik marcheerde onder de Bloed en Vuur banier van het Leger des Heils en leerde zielen winnen in de
openlucht...
Heel bijzonder is de geschiedenis van Dorothea Trudel (18131863, soms gespeld Trüdel), een eenvoudige
vrouw uit het volk, maar met grote levenswijsheid, woonachtig in Männedorf bij Zürich. Van huis uit was zij door haar vrome moeder
vertrouwd met gebedsgenezing. Zij behoorde eerst tot de Hernhutters, maar voegde zich toen bij de 'Broeders' van de
'Vergadering'. Daar verdiepte zich haar bekering en vond zij een christendom als in de tijd van de apostelen. Ze kreeg tbc, maar
werd in een dodelijk stadium wonderbaarlijk genezen. Daarna bad zij zelf voor zieke arbeiders op de fabriek van haar neef, die alle
vier gezond werden. Al gauw werden er andere zieken naar haar toe gestuurd, die zij in haar huis opnam. Er werden er zoveel genezen
dat zij na verloop van jaren drie huizen vol patiënten verzorgde, onder wie veel geesteszieken, van wie velen wonderlijk genazen. In
de dertien jaar van deze arbeid (1850 1863) heeft ze ongeveer veertigduizend zieken en gebondenen mogen helpen met verzorging, het
Woord, voorbede en genezing.
De arbeid van Dorothea Trudel heeft naast die van ds. Johann Christoph Blumhardt internationale faam gekregen en invloed uitgeoefend
op genezingsbedienaars als Samuel Zeller, Johannes Seitz, Elias Schrenk, de arts Charles Cullis, dr. W.E. Boardman en vele anderen.
Cullis las over Trudel en opende in Boston verschillende huizen van genezing. Schrenk was in 1857 bij Trudel genezen; in 1901 getuigde
hij:
De persoon van wie ik de indruk heb dat zij de gave der genezing in apostolische zin bezat, is
Dorothea Trudel.
Ik zou dolgraag willen weten welke indruk haar arbeid gemaakt heeft op de 'Broeders' uit haar
tijd, van wie zijzelf zoveel geestelijke steun had ondervonden, maar kan het niet meer reconstrueren. De Broederbeweging doet
in dit opzicht een beetje denken aan het lutheranisme: bij sommige pioniers was nog duidelijk zicht op de genezingsbediening aanwezig,
maar het heeft helaas niet tot veel doorwerking geleid. Integendeel, sommige 'Broeders' in de twintigste eeuw die oog kregen
voor de genezingsbediening, zoals de heel bekende David Pawson en Keith Gerner, zagen zich genoodzaakt om die reden de Broederbeweging
te verlaten.
Natuurlijk zou er nog best veel te zeggen zijn over allerlei dwarsverbindingen die er toch tussen de genezingsbediening en de Broederbeweging
geweest zijn. Ik denk aan de biografie van Rees Howells (1879 1950), stichter van het Bible College van Wales, instigator van een
machtige opwekking in Afrika en actief in de genezingsbediening. De volgende 'Broeders' komen in het boek voor: George Müller
van de weeshuizen in Bristol, die hij zich tot voorbeeld stelde, Sir Robert Anderson, met wie hij kennismaakte en zich onderhield over
voorbede in de bediening, en vooral de later zo bekende bijbelleraar Harold St. John (18951957), die zijn gebedskameraad was tijdens
een medische cursus van negen maanden in het Livingstone College te Londen."
Controleer... of deze dingen zo zijn:
- Klik hier en luister naar de toespraken van Prof. Dr. W.J.
Ouweneel
- Klik hier en lees de recensies over het boek "Geneest de zieken!" van Prof. Dr. W.J.
Ouweneel
Home | Granel.org | Hinn
| Geelhoed | Ouweneel | Van der Ven | T.B.Joshua |