Oude geluiden duiken eens in de zoveel tijd in nieuwe vorm weer op. Zo is onlangs op de website
ontdekgod.nl van David Sorensen met veel verve het zgn. preterisme gepresenteerd.
Preterisme — het woord is afgeleid van het Latijnse voorzetsel praeter, dat je o.a. met 'voorbij' kunt weergeven - is eenvoudig gezegd de uitleg van bijbelse profetieën, die ervan uit gaat dat de vervulling van alle bijbelse profetieën reeds heeft plaatsgevonden, dus in het verleden ligt. Volgens deze theorie is Christus teruggekomen in het jaar 70 n.chr., op het moment dat de tempel in Jeruzalem werd verwoest onder keizer Vespasianus.
Alle profetieën m.b.t. de wederkomst en het koninkrijk zouden dus op dat moment in vervulling zijn gegaan of begonnen te gaan: er is geen terugkomst van Christus meer, geen herstel van Israel, geen nieuwe hemel en aarde, geen opstanding van doden. Deze uitleg laat een kader los dat de Bijbel mijns inziens geeft over de toekomst. Het loslaten van dit kader heeft vergaande implicaties voor het verstaan van de tijd waarin wij leven. Daarom vind ik het belangrijk om een antwoord te geven op de theorie die door Sorensen is gepresenteerd.
Ik wil om te beginnen een aantal gebeurtenissen behandelen die volgens de Bijbel nauw samenhangen met de wederkomst van Christus. Ik geloof dat hieruit blijkt dat deze profetieën onmogelijk allemaal in 70 n.Chr. in vervulling zijn gegaan. Daarna wil ik een aantal uitgangspunten behandelen die Sorensen presenteert op zijn website en aantonen dat die geen steek houden. Tenslotte wil ik een aantal van de gevolgtrekkingen behandelen die voortkomen uit het preterisme, en deze toetsen aan de Bijbel.
De wederkomst van Christus
Een overgroot gedeelte van de Bijbel bestaat uit profetische geschriften, zoals en Jesaja en Jeremia, of uit geschriften die een profetische dimensie hebben, zoals de Psalmen. Een aantal van deze profetieën bestaat uit visioenen die om een nadere uitleg vragen, maar veel profetieën bestaan uit concrete en eenduidige uitspraken. Wanneer men over zoveel boeken verspreid zoveel uitspraken aantreft, is aan ons de taak om de puzzelstukjes aan elkaar te leggen, net zolang totdat we het totale plaatje gaan zien. Wij zouden het gemakkelijk hebben gevonden als één van de schrijvers even een chronologisch overzichtje had toegevoegd aan zijn boek, maar een dergelijk overzicht staat niet in de Bijbel. Maar wie eenmaal een aantal hoekstukjes en andere markante stukken van de puzzel gevonden heeft, kan veel andere stukjes moeiteloos aanleggen. Geef je dergelijke hoekstukjes niet de goede plek en begin je ergens willekeurig te bouwen, dan merk je al gauw dat er stukjes overblijven die je er niet meer in kunt passen. Enkele van deze hoekstukjes zijn nu juist:
1. Christus komt terug
Bij de eerste komst van Christus zijn niet alle profetieën in vervulling gegaan die met zijn komst samenhangen. Een aantal daarvan zullen expliciet wachten op zijn wederkomst. Voor deze toekomstige gebeurtenissen is in het schema van Sorensen geen plek. De puzzelstukjes blijven over en dus worden deze profetieën vergeestelijkt.
2. Er is een herstel van het volk Israel op grond van Gods beloften.
Lange tijd heeft men gemeend dat de kerk de plaats van Israel heeft ingenomen en dat voor het Joodse volk en Israel geen plek meer is - de zgn. vervangingstheologie. Veel profetieën uit het Oude Testament over Israel of Jeruzalem kun je echter onmogelijk op de Gemeente toepassen.
3. Er is een toekomstig Koninkrijk van God of een ‘Vrederijk' dat door de komst van Christus op aarde gesticht zal worden en dat in aard en vorm verschilt van het Koninkrijk in onze dagen. Er zal vrede zijn, de volken zullen geoordeeld zijn en de schepping hersteld.
Ik laat het even bij deze drie basispunten. Hierover zijn de meeste gelovigen het eens geworden. Je kunt over allerlei zaken nog van mening verschillen. Bijvoorbeeld of de Gemeente voorafgaand aan het Vrederijk wordt opgenomen, en hoelang van tevoren dan wel, en of dit Vrederijk nu letterlijk 1000 jaar duurt of niet. Maar dat is een kwestie van ‘verder puzzelen'. In het kader van dit artikel kan ik niet alles op ‘tekst-niveau' uitwerken, maar geïnteresseerde lezers kunnen bij auteurs van verschillende theologische smaken terecht zoals Ouweneel (Ouwenee1: 2012), Pentecost (Pentecost: 1958) of Walvoord (Walvoord: 1999).
Ik noem nu tien gebeurtenissen die samenhangen met de wederkomst van Christus.
1. Zichtbare verschijning op de Olijfberg
Zacharia zegt hierover (1): Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overigen van het volk zal uit de stad niet uitgeroeid worden. En de Heere zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds. En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft van de berg zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden (14:2-4).
En een aantal hoofdstukken daarvoor: Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. (12:10).
Sorensen haalt weliswaar het eerste vers uit Zacharia 14 aan, maar hij vergeet door te lezen. In 70 n.Chr. is Jeruzalem weliswaar ingenomen en geplunderd, maar de rest van deze profetieën blijft onvervuld. Christus is niet teruggekomen met zijn voeten op de Olijfberg, de berg is niet door een aardbeving in tweeën gesplitst en evenmin is de Heer uitgetrokken ten strijde en ten behoeve van zijn volk Israel. Integendeel, Hij heeft ze overgegeven aan de macht van de heidenen. De stammen van Israel hebben Hem niet gezien en zeker niet over de Messias, Jezus van Nazareth, geweeklaagd, degene die zij doorstoken hebben.
2. Eindstrijd in Israel
Voorafgaand aan de wederkomst zullen alle volken van de aarde worden verzameld voor de eindstrijd op de plaats die in het book Openbaring Armageddon wordt genoemd. Het betreft hier niet alleen legers van het Romeinse Rijk. Er zullen legers uit het Oosten (Op.9:14, 16:12), uit het Noorden (Dan.11:40), uit het Zuiden (Dan.11:40), uit de omliggende volken (Jes. 11: 11-15) komen. Hier horen minstens bij legers uit Azië (Iran? Irak?), Syrië, Egypte en Afrika en uit de omliggende volken, bijv. het huidige Jordanië. De Bijbel voorzegt dat deze volken Israel in het nauw zullen drijven, maar uiteindelijk zullen worden verslagen en onderworpen. Dit zal gebeuren wanneer Israel door de kracht van de Heer zegeviert, die voor hen strijdt. De eindstrijd van de volken moet zich voltrekken voorafgaand aan de verschijning van de Heer. Een dergelijke strijd heeft niet plaatsgevonden tussen de jaren 30 en 70 n.Chr.
3. Oordeel over het Beest en de antichrist
Als bijzonderheid noem ik het oordeel over twee personen die in de eindtijd een voorname rol spelen. De beschrijving van deze sleutelfiguren gaat terug op profetieën uit het Oude Testament. In de tijd van de profeet Daniël brak de periode aan die we aanduiden met de ‘tijden van de volken'. Israel zou eeuwenlang niet als soeverein koninkrijk bestaan, maar als gezagsgebied van wereldmogendheden. Zelfs op dit moment valt het tempelplein, de heiligste plaats in Jeruzalem, onder het bestuur van de islamitische Waqf, met aan het hoofd de koning van Jordanië. De laatste heerser van de wereld, aangeduid als 'het Beest' in Op.13, zal een verbond sluiten met de 'valse profeet' of 'antichrist' in Israel en maken dat een beeld van hem wordt opgericht in de tempel, dat aanbeden zal worden. Dit kan niet verwijzen naar de vaandels die de Romeinen in Jeruzalem hebben geplaatst,
nadat de stad en de tempel waren verwoest - nog afgezien van het feit dat een vaandel geen afgodsbeeld is. Dit beeld zal in de tempel staan vóórdat deze wordt verwoest (2Thess.2:4) en is een voorwerp van aanbidding voor alle volken. Aan dit duivelse verbond tussen de valse profeet en het Beest maakt Christus in eigen persoon een einde als die beiden levend in de poel van vuur worden geworpen (Op.19:20). Nu zijn noch keizer Vespasianus, noch Titus - zijn zoon en legeraanvoerder bij de inname van Jeruzalem - noch Herodes Agrippa II, stadhouder van Judea op dat moment op die wijze omgekomen. Vespasianus stierf een natuurlijke dood in het jaar 79 n.Chr. Titus, die hem inmiddels als keizer was opgevolgd stierf in 81 n.Chr. na een ziekbed, terwijl Herodes Agrippa II volgens Justus van Tiberias pas in het derde jaar van keizer Trajanus, dat is het jaar 100 n.Chr. zou sterven van ouderdom (Schürer:2010).
4. Verzameling van de twaalf stammen van Israel
Bij de wederkomst van Christus zullen alle verstrooiden van de twaalf stammen van Israel naar het land terugkeren:
Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israel verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks (Jes.11:10-12).
Zie hierover verder ook Jer.3:18, 30:3, Zach.10:6, Ezech.20:33-38, Matth.24:31. De belofte van God is dat als zij bijeenverzameld zullen zijn uit de volken, zij voortaan in ongestoorde rust en vrede in hun land zullen mogen blijven wonen:
Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok, en onder zijn vijgenboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikt; want de mond des Heeren der heerscharen heeft het gesproken (Micha 4:4).
In het jaar 70 n.Chr. is het tegenovergestelde gebeurd: veel Israelieten werden in ballingschap weggevoerd, weg uit het land, en in het jaar 136 n.Chr., na de opstand van Simon Bar Kochba, werd de Joden zelfs de toegang tot de stad Jeruzalem ontzegd!
5. Rechtspraak over de volken
Volgend op de verschijning van Christus zal er een tribunaal worden opgericht waar alle volken worden geoordeeld:
Wanneer nu de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en alle engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troop van zijn heerlijkheid, en voor Hem zullen alle volken verzameld worden en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt... dan zal de koning zeggen tot hen die aan zijn rechterhand zijn ‘Komt, gezegenden van mijn Vader, beërft het koninkrijk... En tot hen die aan zijn linkerhand zijn 'Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur' (Matth.25:31-46).
De wijze waarop de volken Israel, de broeders van de Heer, zullen hebben bejegend, juist in het uur van hun grote benauwdheid, zal de maatstaf zijn voor het oordeel dat de Heer over hen velt. Zij die hen vijandig hebben behandeld zullen ter plekke geoordeeld worden, terwijl zij die hen vriendschappelijk hebben behandeld, het koninkrijk ingaan. Dit oordeel over de volken heeft helemaal niet plaatsgevonden in 70 n.Chr. En het Romeinse Rijk, dat verantwoordelijk was voor de verwoesting van de tempel, heeft nog eeuwen nadien voortbestaan.
6. Opstanding van doden
Als Christus terugkomt zullen doden opstaan. Volgens 1 Thess.4:15-18 zullen de levenden die overblijven tot de komst van de Heer, samen met de ontslapenen de Heer tegemoet gaan in de lucht. Want Hij zal
roepen met de stem van een aartsengel en met de bazuin van God en de doden in Christus zullen opstaan. Evenzo vermeldt 1 Kor.15:20-23 dat Christus is opgewekt als eersteling van hen die zijn ontslapen en dat daarna
zij die van Christus zijn, bij zijn komst zullen opstaan. En Openb.20:1-6 vermeldt dat de ontslapenen die uit de grote verdrukking komen en die
om het woord van God en om het getuigenis van Jezus waren onthoofd, levend werden en met Hem regeerden duizend jaren... Gelukkig en heilig is hij die aan de eerste opstanding deelheeft!
Dit punt is zo duidelijk dat de uitleg over een wederkomst in het jaar 70 n.Chr. hopeloos spaak loopt. Een massale opstanding van doden kan immers onmogelijk ongemerkt plaatsvinden. Op dit punt aangekomen blijkt dan ook dat Sorensen helaas zijn toevlucht neemt tot een uitlegmethode waarmee je elk probleem in je theologie kunt pareren, nl. de methode van 'vergeestelijking'. De opstanding verwijst volgens Sorensen niet naar een fysieke werkelijkheid, m.a.w. we moeten dat niet 'letterlijk opvatten', het verwijst eenvoudig naar een 'werkelijkheid in de geestelijke wereld' en houdt dus niets anders in dan het voortbestaan van de geest en de geestelijke ontmoeting met Christus. Ik kom later uitvoeriger op dit thema terug, maar volsta op dit moment met te stellen dat de Bijbelse leer van de opstanding het preterisme voor een onoverkomelijk probleem stelt.
7. Herstel in de schepping
Het gevolg van de wederkomst van Christus zal zijn dat de vloek van de aarde zal worden weggenomen (Joh.1:29) en dat de schepping zal worden hersteld tot een paradijs.
De woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn, en de wildernis zal zich verheugen en zal bloeien als een roos. Zij zal lustig bloeien, en zich verheugen, ja, met verheuging, en juichen; de heerlijkheid van Libanon is haar gegeven, het sieraad van Karmel en Saron; zij zullen zien de heerlijkheid des Heeren, het sieraad onzes Gods (Jes.35:1,2). En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee tezamen, en een klein kind zal ze drijven. De koe en de berin zullen tezamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os (Jes. 11: 6-9, zie ook o.a. Hos.2:15-22). Rom.8:21 zegt dat de schepping verlost zal worden van de slavernij van de vergankelijkheid. Op.22:2 zegt dat er genezing zal zijn voor alle volken, de leeftijd van de mensen zal zijn als de levensduur van bomen (Jes.65:22). In het Vrederijk van Christus zullen de doodsoorzaken ziekte en veroudering worden weggenomen, zullen dieren niet langer ten prooi vallen aan andere dieren en zal de woestijn worden veranderd in een lusthof. Het behoeft weinig commentaar dat de wereld waarin wij leven daar niet op lijkt, en het ook niet gaat doen zolang Christus nog met is teruggekomen. Dit vergt een rechtstreekse ingreep van de hemel, die Christus zal brengen bij zijn komst.
8. Jeruzalem centrum van de wereld
In het Koninkrijk van God zal Jeruzalem het geestelijke en politieke centrum van de wereld worden:
Het woord, dat Jesaja, de zoon van Amoz, gezien heeft over Juda en Jeruzalem. En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien. En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des Heeren, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des Heeren woord uit Jeruzalem. En Hij zal rechten order de heidenen, en bestraffen vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren (Jes.2:1-4, zie ook o.a. Zach.14:16-19).
Jeruzalem zal de plaats zijn waar de volken onderricht ontvangen, waar rechtspraak plaatsvindt en waarheen de volken jaarlijks optrekken om het Loofhuttenteest te vieren. Dit zal gebeuren nadat Christus zijn troon er heeft gevestigd en de volken heeft geoordeeld.
9. Herbouw van de tempel
De tempel die voorafgaand aan de wederkomst in Jeruzalem zal zijn gebouwd, en waarin het beeld van het Beest zal worden geplaatst, zal worden afgebroken. Maar in het Vrederijk zal een nieuwe tempel worden gebouwd, die beschreven staat in het boek Ezechiël:
En de heerlijkheid des Heeren kwam in het huis, door den weg der poort, die den weg naar het oosten zag. En de Geest nam mij op, en bracht mij in het binnenste voorhof, en ziet, de heerlijkheid des Heeren had het huis vervuld. En ik hoorde Een, Die met mij sprak, uit het huis; en de man was bij mij, staande. En Hij zeide tot mij: Mensenkind! dit is de plaats van Mijn troon, en de plaats van de zolen van Mijn voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israels, in eeuwigheid (Ezechiel 43:1-7).
De bouwkundige en geografische details plus de voorschriften voor de priester- en offerdienst laten weinig twijfel over het feit dat we hier te maken hebben met een letterlijke en fysieke beschrijving van een toekomstige tempel en bijbehorende dienst. Dit wordt bevestigd in overige profetieën aangaande het Vrederijk, zie o.a. Jes.66:20, Zach.14:20.
10. Satan wordt gebonden
Als laatste vermeld ik het binden van de satan tijdens het Vrederijk (Op.20:2) voor een periode van duizend jaar. Gedurende deze periode kan satan niet rondgaan om volken en koningen te misleiden of aan te zetten tot oorlog. Dit kan toch onmogelijk met droge ogen beweerd worden van de tijd waarin wij nu leven. Paulus zegt dan ook dat satan de overste is van deze wereld (2Kor.4:4), de overste van de macht der lucht (Ef.2:2) en Petrus zegt dat hij rondgaat als een briesende leeuw (1Petrus 5:8). Dit is heel iets anders dan wat Sorensen beweert, nl. dat satan 'alleen maar in Israel werkte en dat de rest van de wereld slechts met demonen te doen heeft'. Volgens Sorensen is het duidelijk dat de satan reeds in de pool van vuur is geworpen, 'we zien immers een voortdurende afname van de invloed van het kwaad op aarde'. Tjonge, dat mij dat nu niet is opgevallen... 'En hoe zit het dan met satansverering wereldwijd?'. Volgens Sorensen zijn dit ‘slechts' demonen die doen alsof zij satan zijn. Tja, nu kan iedereen natuurlijk van alles beweren, maar ik vraag mij dan wel of waarop je deze bewering baseert. Wat Sorensen zegt over satan staat toch echt haaks op de Schrift. Satan is in het boek Openbaring helemaal niet 'uitsluitend in Israel werkzaam'. Hij geeft zijn gezag juist aan het Beest dat gezag voert 'over elk geslacht en taal en volk en natie' (13:7). Zoals ik onder punt 3 al heb aangetoond is het oordeel over het Beest en de valse profeet toekomstig. Inderdaad, satan is verslagen, maar ook een verslagen tegenstander kan nog weerstand bieden. Inderdaad hebben gelovigen autoriteit ontvangen om in Jezus Naam demonen uit te drijven, maar het is naïef om te veronderstellen dat satan en zijn macht in onze tijd teniet gedaan zouden zijn. Daarover spreken Paulus en Petrus zich in de geciteerde Schriftgedeelten duidelijk uit.
De methode van vergeestelijking
Ik zou door kunnen gaan met gebeurtenissen opsommen die samenhangen met de wederkomst van Christus, maar ik geloof dat de genoemde punten duidelijk maken dat die beslist niet in het jaar 70 n.Chr. in vervulling zijn gegaan. Een belangrijke sleutel voor de uitleg van Bijbelse profetieën geeft Petrus: 'Geen enkele profetie uit de Schrift laat een eigenmachtige uitleg toe' (2Petr.1:20, NBV). Je zult geduldig Schrift met Schrift moeten vergelijken, totdat je een kader vindt waarin alle teksten en gebeurtenissen tot hun recht komen. Dit is een andere aanpak dan die welke Sorensen voorstaat, zoals we zullen zien. Hij neemt als uitgangspunt een vers uit Mattheüs 24:34 en koppelt de vervulling hiervan rechtstreeks aan de gebeurtenis in 70 n.Chr. Deze uitleg staat op gespannen voet met tal van Schriftplaatsen en dit wordt 'eenvoudig opgelost' door een laatste redmiddel, namelijk door alle daarin genoemde zaken dan maar te vergeestelijken. Met deze methode zul je dan wel meer dan de helft van de Bijbel moeten gaan vergeestelijken, omdat je met een letterlijke uitleg niet meer uit de voeten kunt. Je komt hierdoor bovendien in conflict met wezenlijke geloofszaken. Zo moet Sorensen wel het Bijbelse gegeven van de lichamelijke opstanding vergeestelijken, omdat zijn schema geen ruimte meer laat voor een lichamelijke opstanding. Hiermee betaalt hij de tol dat hij afbreuk doet aan het evangelie dat Paulus verkondigd heeft (1Kor.15:1-4,13). Bovendien wordt er geen hermeneutisch criterium gegeven voor de keuze waarom bepaalde teksten nu wel en andere niet moeten worden vergeestelijkt. Als er geen lichamelijke opstanding is, is er dan wel een lichamelijk sterven geweest van Jezus, of zelfs een lichamelijke kruisiging, of geboorte? Die vragen lijken misschien gezocht, maar als je eenmaal deze weg inslaat, zijn ze dat helaas niet! Wat bepaalt nu immers de keus waarom het ene wel en het andere niet letterlijk moet worden opgevat? Van deze keus legt Sorensen op geen enkele wijze verantwoording af.
Ik wil nu nader ingaan op de onderbouwing die Sorensen geeft op zijn website voor zijn theorie. Deze bestaat uit een aantal gedeelten, nl. ten eerste de Schriftplaats Matth.24:34, ten tweede overige teksten uit de brieven en Openbaring, en ten derde de geschiedschrijving. Ik laat ze een voor een de revue passeren.
Mattheüs 24:34
Sorensen is niet de enige die met de uitleg van deze Schriftplaats gestoeid heeft:
'Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal geenszins voorbijgaan voordat al deze dingen zijn
gebeurd'. Betekent dit dat binnen de tijdspanne van een generatie alle profetieën over de wederkomst zouden zijn vervuld? Nee, dat hebben we inmiddels vastgesteld. 'Al deze dingen' zullen we dus nader moeten duiden en twee andere verzen in de toespraak helpen ons daarbij. Vs. 8 zegt
'al deze dingen zijn nog maar het begin van de weeën'. Dat betreft dus de gebeurtenissen beschreven in de voorgaande verzen, die wel het einde inluiden, maar die zelf nog met het einde zijn! En vs.33 bevestigt dit:
'wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de
deur'. Als 'al deze dingen' hier 'alle toekomstige gebeurtenissen' zou betekenen, wat is er dan nog
'nabij, voor de deur?! Alles is dan immers al gebeurd?
Het parallelgedeelte in Lukas 21:31 maakt dit expliciet: ‘Wanneer u al deze dingen ziet gebeuren, weet dan dat het koninkrijk van God
nabij is'. 'Al deze dingen' slaat dus inderdaad op de gebeurtenissen die aankondigen dat de wederkomst en de vestiging van zijn koninkrijk aanstaande zijn'. (2) De Nieuwe Bijbelvertaling geeft Matth.24:34 ook in deze zin weer:
'Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen
gebeuren' [of beginnen te gebeuren]. De gebeurtenissen zouden hun loop al gaan nemen bij de val van Jeruzalem, maar de voleinding van die gebeurtenissen voltrekt zich pas bij de wederkomst van Christus.
Overigens betekent 'geslacht' (enkelvoud) in Mattheüs zelden of nooit een 'generatie' van mensen, maar juist een ‘categorie' mensen. Matth.12:39 zegt bijvoorbeeld 'een boos en overspelig geslacht verlangt een teken'. Daarmee bedoelde Jezus niet 'de mensen die tussen 30 en 70 n.Chr. leefden'. Immers ook Paulus zegt ‘Joden begeren tekenen en Grieken zoeken wijsheid' (1Kor.1:22). Het was een kenmerk van het Jodendom dat zij een teken zochten. Nu mocht het bij de val van Jeruzalem en de grote diaspora lijken alsof Israel en het Jodendom definitief zouden ophouden te bestaan, maar de vijgenboom zou in het laatst der dagen opnieuw gaan botten en uitlopen: er is een wonderlijk herstel van Israel in de eindtijd. Dus zelfs wanneer 'al deze dingen' een grotere tijdspanne dan een mensenleven omvat, zal ‘dit geslacht' inderdaad geenszins voorbij zijn gegaan voordat ze zijn gebeurd.
De brieven en de Openbaring
Sorensen haalt tal van verwijzingen uit de brieven aan, die alle zeggen dat 'de tijd nog kort is' en dat het 'de laatste ure is'. Hieruit is echter geen absoluut tijdstip af te leiden waarop de Heer terug zou komen. Het betekent integendeel dat, ook al zou de komst van de Heer langer op zich laten wachten, de dienstknechten toch zo moeten leven als kon de Heer elk ogenblik terugkeren. De gelijkenissen in de evangeliën onderstrepen dit (Matth. 24:45-51, 25:1-13, 14-30, Luk.12:35-48). Het moet overigens toch ook boekdelen spreken dat geen enkele geïnspireerde Bijbelschrijver zegt dat de komst van de Heer al geweest is! Maar bovendien zegt Paulus in 2Thess.2 aan die gelovigen die meenden dat de dag van de Heer al wel was aangebroken dat dit helemaal met kon. Daarvoor moest eerst de mens van de zonde geopenbaard worden en die kan op zijn beurt nog niet komen omdat eerst 'de tegenhouder' moet worden weggenomen. Dit kan alleen maar slaan op de in de Gemeente inwonende Heilige Geest, die bij de opname van de Gemeente wordt weggenomen. Pas daarna zullen de toorn van het Lam en de oordelen van God de aarde treffen.
Bij de datering van het boek Openbaring maakt Sorensen het wel erg bont: 'Sommigen beweren dat Openbaring is geschreven na de val van Jeruzalem.' Laat dat ‘sommigen' maar weg, alsof we hier met een stelletje exoten te maken hebben die Openbaring zo laat dateren. Al sinds de 2e eeuw n.Chr. - en wel bij monde van Polycarpus, nota bene de directe leerling en tijdgenoot van Johannes zelf - is de overgrote meerderheid van alle commentatoren het erover eens dat Johannes dit boek geschreven heeft onder keizer Domitianus, en wel rond het jaar 95 n.Chr. Dit feit alleen al ontkracht de theorie dat Christus in 70 n.Chr. teruggekomen was: Johannes profeteert er immers over! Johannes profeteert ook over een tempel in Jeruzalem (11:2). Dat ziet niet op de tempel van Herodes, zoals Sorensen meent, die is immers niet gedurende 42 maanden door de volken ontheiligd. Dat is niet gebeurd bij de belegering door Vespasianus, maar zal wel gebeuren in de tempel die zal worden gebouwd in de toekomst.
De brieven van het Nieuwe Testament en het boek Openbaring pleiten dus beslist niet voor een wederkomst van Christus in 70 n.Chr.
De geschiedschrijving
Als derde getuige voert Sorensen een aantal 'zeer betrouwbare historische bronnen' aan. Hij verwijst naar Pseudo-Hegesippus, Eusebius, Flavius Josephus, Gaius Tacitus en Sepher-Josippon, die allen onafhankelijk van elkaar - althans die suggestie wordt gewekt, beschrijvingen geven van bovennatuurlijke tekenen bij de val van Jeruzalem. Daarmee zouden de tekenen uit Matth.24:29-30 in vervulling zijn gegaan. Laat mij nu één voor één deze historische getuigen onder de loupe nemen.
Pseudo-Hegesippus is een geschrift uit de vierde eeuw dat vrijwel volledig bestaat uit een vrije vertaling of parafrase van het boek Josephus. Josephus schreef zijn werk in het Grieks en Pseudo-Hegesippus is niets anders dan een Latijnse vertaling van datzelfde boek. De naam Hegesippus is een verbastering van de naam Iosippius: Josephus. (Catholic Encyclopedia:1913 - Pseudo-Hegesippus).
Eusebius schreef zijn Kerkgeschiedenis in de eerste heeft van de 4e eeuw n.Chr. Inderdaad beschrijft hij eveneens opzienbarende tekenen bij de val van Jeruzalem (III.8.1-6), maar Eusebius citeert daarbij 'de historicus' en deze historicus is niemand minder dan Josephus. (Eusebius:1993 reprint).
Is dit Sorensen nu zelf niet opgevallen of vergeet hij dit te vermelden?
Gains Tacitus, of Publius Cornelius Tacitus is evenmin een
directe getuige van de val van Jeruzalem. Hij schreef zijn Histotiae begin 2e eeuw en gaat voor de details over de val van Jeruzalem terug op een andere bron. Wie de beschrijving van Tacitus met die van Josephus vergelijkt kan met dichte ogen raden wie zijn bron is: Josephus!
Sorensen gaat verder en voert een nieuwe historische 'bron' op: Sepher-Josippon. U voelt hem al aankomen. Wie enige kennis van het Hebreeuws heeft weer dat 'sepher' 'boek' of 'boek van' betekent, en Josippon is natuurlijk niemand anders dan Josephus. Sepher-Josippon is een geschrift uit de 10e eeuw, dus werd geschreven ca. 900 jaar na de val van Jeruzalem. Het handelt over een veelheid van zaken, boort vroeg-Joodse en Bijbelse bronnen aan, en voor de beschrijving van de oorlogen citeert de auteur natuurlijk niemand anders dan: Josephus (josephus.orinst.ox.ac.uk/archives/935).
Al deze 'historische bronnen' gaan in werkelijkheid dus terug op Flavius Josephus — over wie later meer. De wijze waarop Sorensen zijn 'historisch bewijs' presenteert, bezorgt mij een onbehaaglijk gevoel. Het wekt namelijk de schijn van een veelheid aan getuigen, terwijl deze auteurs allen één en dezelfde bron citeren. Sorensen zwijgt daarover in alle talen. Ik ga ervan uit dat hij dat niet bewust doet — om zijn geschiedkundige bewijs wat 'op te kloppen' - maar moet dan wel concluderen dat hij blijkbaar niet het minste onderzoek naar zijn bronnen heeft verricht. Dit ondermijnt de betrouwbaarheid van zijn theorie.
Nu over Josephus zelf. Josephus bevond zich ten tijde van de Romeinse belegering niet in Jeruzalem, maar in het Romeinse kamp. Hij was vroeg in de opstand krijgsgevangen genomen, viel in de gunst bij keizer Vespasianus en ging na de val van Jeruzalem met Titus mee naar Rome. Zijn tweede naam dankt hij aan het keizerlijke huis van de Flavii. In Rome schreef hij zijn boeken, en betoogde daarin dat het Romeinse Leger — waaraan hij zijn huidige goede leven dankte - een instrument was in de hand van God en dat de val van Jeruzalem Gods wil was. Met deze voorkennis vernemen we nu wat hij schreef over de val van Jeruzalem (Josephus:1960 reprint, pp. 581-583, Nederlandse vertaling van mij):
'Zo werd het ellendige volk overtuigd door bedriegers en diegenen die God loochenden, daar zij geen acht gaven, noch geloof hechtten aan de tekenen die toch zo evident waren en die zo duidelijk hun ondergang voorspelden... zij hielden geen rekening met de aanklacht die God tegen hen had... Zo was er een ster, die leek op een zwaard, die boven de stad stond, en een komeet, die een jaar doorging... op de achtste dag van de maand Nisan en op het negende uur van de nacht scheen er een licht rondom het altaar en het huis, zo helder dat het dag leek; dit duurde een half uur... Op ditzelfde feest baarde een koe, die naar de priester werd geleid een lam in het midden van de tempel... en een paar dagen na het feest, op de 21e dag van de maand Artemistus verscheen er een ongelooflijk en buitengewoon teken; ik veronderstel dat het relaas ervan klinkt als een fabel, als het niet werd verteld door velen die het hebben gezien... want voor zonsondergang werden strijdwagens en soldatentroepen gezien die door de wolken renden en de stad omsingelden... en de priesters die dienstdeden bij het altaar hoorden uit de vuurhaard het geluid als van een menigte die zei: Laten we hier vandaan gaan'... De joden hadden hun tempelplein vierkant gemaakt doot het afbreken van de burcht Antonia, en tegelijkertijd in hun heilige orakels geschreven ‘toen zou hun stad zowel als de tempel ingenomen worden, als ze hun tempel vierkant zouden hebben gemaakt... en in die tijd zou iemand uit hun land regeerder van de aarde worden... maar dit orakel handelde over Vespasianus, die aangewezen was als keizer in
Judea'.
Tot zover Josephus. Iedereen die enigszins bekend is met de literaire stijl van Joodse apocriefe en deutero-canonieke boeken, herkent hier onmiddellijk dezelfde verhaaltrant bij Josephus, gelardeerd met fantasie en fabels. 'Goddelijke tekenen' als een koe die een lam baart, een stem uit bet altaar die de priesters oproept om te vertrekken, en zelfs een heilig orakel dat de heerschappij van Vespasianus aankondigt, vallen buiten iedere geloofwaardigheid. Bovendien beantwoordt de verschijning van de hemellegers helemaal met aan het profetische woord. Volgens Josephus strijden ze immers mét de Romeinen en tégen Jeruzalem, terwijl de Bijbelse legers toch met de Heer, vóór zijn volk en tégen hun vijanden strijden? Wanneer we weten met welk doel en voor wie Josephus dit heeft opgeschreven, is het niet moeilijk om de politieke lading van dit boek te ontwaren.
De door Sorensen opgevoerde 'zeer betrouwbare en historische bronnen' kunnen we zondermeer naar het rijk van de fabels verwijzen en de gelovigen zouden er goed aan doen om hier geen enkele aandacht meer aan te besteden.
Ik zou nog in kunnen gaan op allerlei kanttekeningen die Sorensen plaatst bij de lichamelijke terugkomst van Jezus, die zich niet 'in de fysieke dimensie' voltrekt maar 'geestelijk moet worden verstaan', net als trouwens de opname van de gemeente in de lucht, die ook verwijst naar een 'geestelijk rijk'. De nieuwe hemel en nieuwe aarde zijn natuurlijk óók nog slechts 'geestelijke' begrippen, net als de toekomstige tempel van Ezechiel en ... nou ja, eigenlijk gewoon alles. Dat we dit letterlijk moeten verstaan zijn 'allemaal misverstanden', gecreëerd door 'mensen die geen enkele kennis hebben van de taal en cultuur van de Bijbel en elkaar maar een beetje napraten', mensen die ‘wilde leringen de wereld insturen' en een 'onwetende christenheid misleiden'. De lezer oordele zelf.
Ik eindig met twee zaken die beslist nog aan bod moeten komen, nl. de opstanding, en 'het aangebroken koninkrijk'.
Opstanding uit de doden
Sprekend over de opstanding blijkt welke hoge tol Sorensen betaalt voor de verdediging van zijn theorie. Ik citeer: ‘Doorheen het Oude en Nieuwe Testament wordt voorspeld dat bij de komst van Jezus de zogenaamde ‘opstanding van de doden’ zal plaatsvinden. Een van de grootste misverstanden onder christenen is
het idee dat de doden dan fysiek opstaan. Nergens in de Bijbel wordt echter gezegd dat de opstanding lichamelijk zou zijn. Steeds is er sprake van een geestelijke opstanding...
Als wij sterven, gaan wij niet meer naar een dodenrijk, maar we stappen eenvoudig uit ons aardse lichaam en leven verder in ons geestelijke
lichaam.’
Geen lichamelijke opstanding dus meer, 'opstanding' betekent doorleven in een 'geestelijk lichaam' in een 'geestelijke werkelijkheid'. Nu is de term 'geestelijk lichaam' al een innerlijke tegenspraak, immers geesten hebben helemaal geen lichaam. Maar we laten de Bijbel voor zich spreken:
‘Thomas, breng je vinger hier en zie mijn handen en breng je hand en steek die in mijn
zijde' (Joh.20:27). Ik kan u verzekeren: wie dit bij een geest probeert, tast in de lucht.
'Zij nu kwamen naar Hem toe, grepen zijn voeten en huldigden Hem' (Matth.28:9). En Lukas vertelt:
'Zij werden echter angstig en erg bang en meenden een geest te zien. En Hij zei: betast Mij en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb... en Hij zei tot hen: hebt u hier iets te eten? Zij nu gaven Hem een stuk van een gebakken vis en van een honingraat. En Hij nam het en at het voor hun
ogen'.
Hoe Sorensen kan ontkennen dat de Bijbel hier spreekt van een fysiek lichaam is mij een raadsel. Iemand die vlees en beenderen heeft en die vis eet, heeft toch een lichaam? Geestelijk voortleven na het sterven is niet hetzelfde als een leer van de opstanding. Als Jezus zegt
'Ik zal hem opwekken op de laatste dag' (Joh.6:54), waar is de overledene dan volgens Sorensen tussen de dag van zijn heengaan en de laatste dag? Even duidelijk als de Schrift is over de opstanding van Christus, is zij over de onze:
'God nu heeft de Heer opgewekt en zal ook ons opwekken door zijn kracht (1Kor.6:14),
'En als de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij die Christus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maker door zijn Geest die in u woont' (Rom.8:11). Een sterfelijk lichaam levend maken is toch echt iets anders dan een geestelijk voortbestaan.
Ons lichaam wordt in de Schrift wel vergeleken met een tent waarin wij wonen. Sterven wij, dan worden wij ontkleed: onze geest leeft voort zonder lichaam. Maar worden wij opgewekt, dan ontvangen wij een nieuw en eeuwig lichaam (2Kor.5:1-10). Dit idee staat haaks op de Griekse levensbeschouwing in Jezus' dagen: zij beschouwden het afleggen van het lichaam als een bevrijding en de idee dat men opnieuw in een lichaam zou worden opgewekt was hun dwaasheid. De Sadduceeën hadden deze idee van de Grieken overgenomen. En het is om deze reden dat zij botsten, niet alleen met de Farizeeën, maar ook met de Heer zelf: 'U dwaalt wel zeer, daar u de Schriften niet kent, noch de kracht van God' (Matth.22:29). De opstanding van de doden was een kern van het evangelie dat de discipelen verkondigden: 'Die God heeft opgewekt uit de doden, van wie wij getuigen zijn (Hand.3:15; zie ook 4:10, 5:30, 10:40, 13:37, 17:3, 17:18). 'Over de hoop en de opstanding van doden sta ik terecht' (Hand. 2 3:6).
Dat Sorensen zijn eigen theorie heeft over de terugkeer van Christus, is nog tot daaraan toe. Maar dat hij omwille van die theorie ook de lichamelijke opstanding uit de doden ontkent, doet op jammerlijke wijze afbreuk aan de boodschap van het evangelie: 'Ik nu maak u bekend, broeders, het evangelie dat ik u heb verkondigd,... dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften, en dat Hij is begraven en dat Hij op de derde dag is opgewekt, naar de Schriften'! (lKor.15:1-4).
Het aangebroken koninkrijk
Tenslotte wil ik iets zeggen over de conclusies die uit het preterisme volgen voor onze tijd. Aangezien volgens Sorensen alle profetieën uit de Schrift reeds in vervulling zijn gegaan, er geen nieuwe eeuw, en zelfs geen nieuwe hemel en aarde meer zullen volgen, is het aan de gelovigen in onze tijd om alle beloften aangaande het koninkrijk te verwerkelijken. Dit legt een niet reële verwachting en druk op de bediening van gaven, genezingen en wonderen in deze tijd. Let wel: ik geloof in de onverminderde werkzaamheid van de gaven van de Geest in onze tijd — bijvoorbeeld zoals vermeld in 1 Kor. 12 - en ik geloof dat God de prediking van zijn woord bevestigt door tekenen en wonderen — bijvoorbeeld zoals vermeld in Markus 16:18. Ik ben dus geen cessationist of ultra-dispensationalist die beweert dat (bepaalde) gaven, tekenen en wonderen niet meer voorkomen in onze dagen. Maar we moeten ons wel baseren op een goede Bijbelse basis en verantwoording van deze manifestaties, en ik geloof dat het preterisme die niet biedt. Dit houdt namelijk in dat Gód alles al gedaan en gegeven heeft, en dat de gelovigen, door eenvoudig te doen wat God van hen vraagt, de vervulling van alle beloften zullen zien. De dwingende conclusie is dat als een zieke niet geneest na de bediening van de genezingsgave, wellicht het geloof van de genezer of — nog erger — van de zieke tekortschiet. Deze leer gaat voorbij aan de soevereiniteit van God in de bediening van de gaven. Ze onderscheidt niet het doel waarvoor de gaven primair zijn gegeven, nl. — in een notendop - manifestaties die de Geest geeft wanneer Hij dat wil tot opbouwing van de gemeente c.q. tekenen en wonderen die de Heer werkt om de prediking van het evangelie te bekrachtigen. We houden daarbij altijd rekening met het karakter van de tijd of de bedeling waarin wij leven, nl. dat het koninkrijk van God in onze dagen nog niet de uiteindelijke vorm aanneemt zoals beschreven in de profetieën, omdat de vervulling van die profetieën wacht op de komst van Christus. Wij leven in de tijd van het onvolmaakte en de hoop op Gods beloften. Deze wetenschap maakt dat ik met steeds toenemende toewijding en geloof
mij hier op aarde wil inzetten voor de zaak van het koninkrijk van mijn Heer, wetende dat Hij Zelf eenmaal totale verlossing, vrede en gerechtigheid zal brengen op deze aarde.
Literatuur
Eusebius, the Ecclesiastical History of, 1993 (reprint), Baker Book House, Grand Rapids
Josephus F., The complete works of, 1960 (reprint), Kregel, Grand Rapids
Ouweneel W.J., De toekomst van God, 2012, Medema, Heerenveen
Pentecost J.D., Things to Come, 1958, Academic Books, Grand Rapids
Schürer E., A history of the Jewish people in the time of Jesus Christ, 2010 reprint), Hendrickson, Peabody
Walvoord J., Major Bible Prophecies, 2000, Zondervan, Grand Rapids
Noten:
(1) Teksten uit het Oude Testament worden geciteerd uit de Statenvertaling, teksten uit het Nieuwe Testament worden geciteerd uit de Telosvertaling.
(2) Voor wie het verder na wil gaan: de tijdlijn is in het evangelie van Lukas nog duidelijker dan in Mattheus: vs. 20-24 ziet op de val van Jeruzalem in 70 n.Chr. 'Alles' in vs. 22 betekent dus niet 'alle
profetieën' maar 'alles wat geschreven staat over het begin van de weeën'. Het gedeelte vervolgt immers met de tijden van de volken (vs.24-26) – dat is de tijd dat Jeruzalem vertrapt wordt door de volken en die hield niet op in 70 n.Chr. Pas daarna beschrijft hij de wederkomst van de Zoon des mensen (vs.26-28). Dit sluit hij af met te zeggen (vs.28) 'als nu deze dingen beginnen te gebeuren...'. Dus eerst de val van Jeruzalem, dan de tijden van de volken, en daarna de wederkomst van Christus en het koninkrijk.